dinsdag 29 juni 2021

Column. Aftocht.

Ik ben geen dag ouder dan 40 vind ik. Helaas zie ik er niet zo uit. Het komt wel eens voor dat er iemand voor me zit die denkt dat ik mijn buitenkant ben. Dan zit er niets anders op dan ze de aftocht te laten blazen. Zo kondigde een interim intern begeleider, in de tijd dat ik nog fijn een eigen klas had, eens op besliste toon aan dat ze op klassenbezoek kwam. Waarom, vroeg ik, wat kom je zoal begeleiden? Nou Lenny, sprak ze vriendelijk, ik kom gewoon om je te helpen en zo. Nou wil het geval dat ik geen Lenny heet. Ook niet in de verte. Dus, antwoordde ik, als ik het goed begrijp, weet je niet hoe ik heet, wie ik ben, wat ik kan, wat ik wil maar ga je wel van alles begeleiden. Ja inderdaad, antwoordde ze luchtig, en ik dacht trouwens echt dat je Lenny heette hoor! Ze keek daarbij alsof het mijn schuld was dat dat niet zo was. Ik sta er eigenlijk nooit bij stil dat ik voor bejaard doorga in de ogen van mijn jonge collega’s en bazen. Steeds als er een nieuwe bezem de boel schoon meent te moeten vegen, moet ik ze weer uit de droom helpen over hun plaats in dit ondermaanse en met name over hun plaats in mijn klas. Ik voel me net een Wimbledon winnaar die van een toevallige voorbijganger te horen krijgt dat er nog iets aan de backhand schort, sprak ik nog niet zo lang geleden nuffig tegen een piep jonkie met een kruisjeslijst. Ze keek  me verschrikt aan. Het is om je vooruit te helpen, antwoordde ze. Maar waar wil je me dan toch heen hebben, vroeg ik hoofdschuddend, hoe weet je nou of ik daar niet al ben? Ach, ze menen het niet slecht hoor, ze weten vaak gewoon niet wat ze komen doen. Er is een overdreven scheiding ontstaan tussen zij die voor de klas staan en zij die achter in de klas zitten. Die twee groepen hebben een hele andere  invulling over de waan van de dag. De ene groep kent de beperkingen van die waan, de andere groep breidt die waan eindeloos uit. Wat dat betreft ben ik blij dat ik veertig jaar geleden talloze blunders en fouten heb kunnen maken zonder dat iemand meteen een lijst met minnetjes voor de eeuwigheid in mijn dossier stopte. Maar nu wordt het tijd om mijn eigen waan te stoppen. Nu hoor ik het te zijn die de aftocht blaast. Ik word binnenkort 65. De voortekenen liegen niet: ik heb een inmiddels een appartement, een caravan en een e-bike. Bejaarder wordt het niet. Het is gedaan.

dinsdag 8 juni 2021

Column. Vrijstaat.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik je columns liever las toen je hier nog niet werkte, zegt collega M, nu ben ik steeds een beetje zenuwachtig als het Onderwijsblad op de mat ligt. Ik knik. Ik heb altijd veel begrip voor de bedenkingen van mijn directe collega’s over deze column. Behalve dan dat ik niets op uit doe. Of in ieder geval: probeer te doen. Zo wilde een andere collega ooit een vergadering beleggen vanwege een aantal alinea’s waarbij ik uit de school geklapt had. Kon ik dat maar zo doen? Moest daar niet een protocol voor komen? Ga ik niet aan beginnen, sprak ik nuffig. Op de pabo waar ik een tijd aan uitgeleend was kwam een collega eens woedend op mij afgestormd toen ik het gewaagd had een kritisch artikel te schrijven over het competentie-leren waar wij ons van hogerhand halsoverkop en met wilde onverschrokkenheid in hadden moeten storten. Ik ben geen uitleg aan jou verschuldigd, sprak ik al even onverschrokken terwijl ik doorliep. Toch zat het me niet altijd lekker. Ik weet heel goed dat ik als columnist in een vrijstaat leef. Ik zou zelf ook niet altijd even enthousiast zijn over een collega die gebeurtenissen waarbij jezelf aanwezig bent geweest in een of andere vorm terug laat komen in een column. Ik kan alleen niet te lang bij al die eventuele gekwetstheden stilstaan. Het zou een te voorzichtige column opleveren of erger, veel erger: een saaie column. Daar komt bij dat ik eigenlijk nooit aan zie komen waar mensen door gekwetst worden. Als ik denk: nou zul je het hebben, gebeurt er vaak helemaal niks. En als ik me helemaal nergens zorgen over maak, bevind ik mij plotseling in een oorlogszone tussen twee rekenreligies of in een lastig gesprek met een meerdere. Ook in het contact met de ouders verliep hetgeen ik op deze plek publiceer niet altijd zonder slag of stoot. Ooit circuleerde er onder hen een column waarin ik mij geweldig vrolijk had gemaakt over de organisatie van een volledig  ontspoord kerstfeest. De kerstcommissie riep mij ter verantwoording. Ik toonde mij opnieuw heel begripvol, daarna ging ik meteen weer aan de slag met een  verslag over de kolderieke overkill van de toenmalige groep luizenmoeders. Je moet je als columnist nooit gewonnen geven. Er kwam tot mijn verbazing geen eind aan het schrijven van deze column. 37 jaar kon ik er onbekommerd mee doorgaan. In het begin waren de columns bijna drie keer zo lang en verschenen er in een jaar een keer zoveel. Ik schreef met de hand, typte de eindversie en bracht die naar de post. Deze verstuur ik met een druk op de knop. Voor de een na laatste keer. Het is mooi geweest.

woensdag 5 mei 2021

Column. Tafeltennissen.

In de app waarin mijn bestuur alle relevante gegevens met betrekking tot mijn aanstelling heeft verzameld staat ook het onderdeel ‘persoonlijke relaties’. Elke keer als ik de app open klik ik het even aan. Benieuwd of inmiddels in kaart is gebracht hoeveel ik van die relaties heb en waarom dat in hemelsnaam allemaal vermeldenswaardig is. Maar nee. Steeds staat er hetzelfde: persoonlijke relaties ..GEEN. Het treft me elke keer heel onaangenaam. Het staat er zo droef. Zo van..met juf B. wil niemand iets van doen hebben. Ze maakt geen contact, wordt achter haar rug en niet zelden midden in haar gezicht uitgelachen door haar leerlingen, voert om de haverklap gesprekken met haar meerderen over een functie elders, oogt verward en ietwat zielig. Al bijna een halve eeuw oefent deze werknemer haar beroep uit zonder enige aanspraak, ze zeult elke schooldag stapels schriften mee naar een flatje waar al die jaren nog steeds dezelfde gordijnen hangen en de planten inmiddels uitgedroogd in de vensterbank staan. Ze is nog één flinke smak verwijderd van een rollator. Hoezo geen persoonlijke relaties, denk ik verbaasd. Ik grossier er in. Ik ben een grootverbruiker van persoonlijke relaties op het werk. Ik begrijp niets van bedrijfsculturen waar dat als ongewenst wordt beschouwd. Waar moet je al die relaties anders tegenkomen als je full time werkt? Dus vriendschappen, verliefdheden, eetclubjes, roddelborrels, samen naar een concert..vooral doen! Goed, ik ben wel eens op een voor anderen  ongelukkig moment een magazijn in gelopen of een kantoortje binnen gestruind, ook viel ik wel eens per ongeluk halverwege in een gesprek dat de kwalijke kanten van mijn karakter onder de loep nam maar dat leverde hooguit wat verschrikte geluiden en voor mij saillante gespreksstof op. En ja, eetclubjes kunnen de teamspirit flink ondermijnen. Anderzijds kan de sfeer er ook geweldig op vooruit gaan. Zonder de collega’s met wie ik in de loop der tijd bevriend ben geraakt zou ik misschien wel nooit een opera of een musical bijgewoond hebben en het is zeker dat ik op geen enkele andere manier een bedreven tafeltennisser zou zijn geworden. Ook had ik waarschijnlijk geen gitaar gespeeld en heel wat minder sushi  gegeten. En een mens kan nooit genoeg sushi eten. Dit is natuurlijk allemaal van geen enkel belang voor de voortgang van het onderwijs maar daarentegen van het grootste belang voor mijn welbevinden. En ook van welbevinden kun je nooit genoeg hebben. Om die reden is de huidige verzakelijking op scholen erg jammer. Er gaat bijna geen tijd meer verloren. Verloren tijd is heel goed voor het ontstaan van persoonlijke relaties. Dus kom op: wie wil er met mij tafeltennissen? Ik ben al te lang ongeslagen.

dinsdag 6 april 2021

Column. DNA

Op de school waar ik werk wordt veel getrommeld. Het is hoe we bekend staan, het is ook wie we zijn. Bij sommige gelegenheden lopen we in optocht door de buurt en schoolreisjes worden altijd vrolijk trommelend uitgeleide gedaan. Groep zeven leeft aan het eind van ieder schooljaar gespannen toe naar het moment dat ze het stokje over mogen nemen. Het is een mooi ritueel. Naarmate de jaren voorbij gingen werd het makkelijker de ritmes in te slijten. Ze waren in het DNA van de leerlingen geslopen. Ik ben een van de laatste leiders der trommelaars. Er zal na mij misschien nog één collega de traditie hoog houden. Daarna is het over.De teloorgang van het trommelen, evenals het verstoffen van het planetarium en het Orff instrumentarium, is een onbedoeld gevolg van de opkomst van het teamleren. En dat is jammer. Ik ben al zo lang ik lesgeef een pleitbezorger voor teamleren. Vaak vond ik al dat lesgeven op een eiland erg jammer van mijn energie. Dan had ik mijn klas goed geleerd hoe ze zo zelfstandig mogelijk konden werken en vervolgens deed mijn opvolger daar niets op uit, sommigen wilden vaak niet eens weten waar ik zo hard aan had gewerkt, zij koesterden zo hun eigen plannen en opvattingen. Dus toen het teamleren eindelijk voet aan de grond kreeg was ik opgetogen. Beware of where you wish for. Wat ik me niet gerealiseerd had was dat trommelen, balalakai’s bouwen, ‘s avonds met de klas op het dak van de school naar de sterren kijken, circusprojecten organiseren, kortom al die zaken waar ik in het verleden trots op was of het initiatief toe had genomen, in hun oorsprong de initiatieven waren van enkelingen, van enthousiastelingen met een hobby, freaks met een passie. En het eerste dat sneuvelt met al die strak in het gelid geduwde neuzen zijn de dingen die een school in de kern uniek maken. Niet iedereen heeft wat met een circus, met sterrenkunde, met techniek. En dus is de freak, de gepassioneerde eenling, de uitslover zo u wil, met een vaartje uit het onderwijs georganiseerd. Voorgoed over de rand gevallen. Dat heb je nou met al dat teamleren. Nou wil het geval dat ik eigenlijk, zonder dat ik het wist, een freak ben. Ik houd van projecten, van sterrenkunde, van muziek. Maar in de zucht naar doelmatigheid en maakbaarheid worden al deze zaken van het predicaat tijdverspilling voorzien. Ik geloof trouwens echt wel in maakbaarheid maar alleen als er een hamer, een lijmpistool of naald en draad bij komt kijken. Het gevolg is dat alle scholen nu op elkaar lijken. Ze zijn allemaal op doelenjacht, onder leiding van dezelfde coaches, dezelfde begeleiders en met dezelfde uitgangspunten. Zinvol hoor. Heel zinvol. Maar wel van het slaapverwekkende soort.

woensdag 3 maart 2021

Column. Dooie boel.

 

 

Ik stop bepaald niet op mijn hoogtepunt. In dit allerlaatste schooljaar lijkt mijn werk op school op een nachtkaars die langzaam uit gaat. Hier flakkert nog wat, daar walmt het al. Ach kijk…daar sjouwt Elias mij de trap op. Hij schudt zo met zijn laptop heen en weer dat ik er duizelig van word. Eens even kijken of we hier kunnen zitten, mompelt hij, nee hier is het ook al druk. Heb je je werk af, vraag ik. Werrùk, vraagt hij terwijl hij zijn wenkbrauwen optrekt. Ja, je weet wel, dat gedoe waarvoor kinderen naar school moeten, sommen en zo, licht ik toe. Hij grijnst. O ja dat. Wacht even…ik denk dat we hier kunnen zitten juf. En dus wacht ik. Ik heb wachten inmiddels tot kunst verheven. Zo ziet Marko elke keer opnieuw kans om alleen maar wat te stommelen voor de camera. Ja jongen, zoek die pen nou maar eerst, zeg ik berustend, heb je het werkboek wel bij de hand. Nee? Waar is het dan? O dat weet je niet. Nou zoek dan nog maar even door. In de loop van het jaar heeft echter ook de twijfel toegeslagen, afgetopt met een vleugje wanhoop. Ik realiseer mij terdege dat ik nu precies het werk doe waar ik als leerkracht bedenkingen tegen koesterde. Al die leerlingen die op soms wel erg ongelukkige momenten de klas uit gaan om zich bij een remedial teacher te vervoegen en die daarna op vaak al even ongelukkige momenten de klas weer binnen komen. Zouden ze echt baat hebben bij mijn hulp. Leidt het niet tot nieuwe achterstanden. Is de remedie niet erger dan de kwaal? Ook de motivatie van leerlingen laat regelmatig te wensen over. Ah….we gingen net leuk knutselen. Of:  eigenlijk zouden we net even naar buiten gaan  juf. En daar zit je dan met al je mooie doelen en je geduldige uitleg. Maar nuttig of niet, bovenal is de uitvoering van dit werk toch vooral een dooie boel. Er ontbreekt iets wezenlijks aan. Het ontbeert de dynamiek die een klas vol kinderen wel heeft. Een klas is als het leven zelf. Het bruist, het knettert, het beweegt. Het is een wereld barstensvol levensvreugde met mijzelf als spil. Die dynamiek is al die jaren voor een belangrijk deel de brandstof van mijn leven geweest. Ik besta ervan. Toen de eindstreep in zicht kwam heb ik mij zelfs even afgevraagd of ik nog wel iemand was als ik geen leerkracht meer was. Maar dit gemijmer ging voorbij. Dit laatste schooljaar is dus eigenlijk een heel goed jaar om te leren hoe je stilletjes in de coulissen verdwijnt. Omdat het mooi geweest is. Want mooi was het.

dinsdag 2 februari 2021

Column. Schuimpjes.

December, de drukste, leukste en onmogelijkste maand op school. Dit keer is het ook de  laatste decembermaand in mijn loopbaan. Ik had het me anders voorgesteld. Ik rekende op een lichte melancholie, alsook hier en daar wat treurigheid over dat wat voorbij gaat, misschien zou ik me zelfs opgelucht voelen. Maar anno 2020 er is niets om bij stil te staan, laat staan om over te treuren. Even zie ik hem voorbij schieten, de goedheiligman. Even hoor ik hem spreken, een flard in de verte, meer niet. Het is vast mijn hoge ouderdom maar ik mis de warme basstemmen van weleer, nu piepen er al jaren hoge tenorstemmen door de hal. Tenminste.. als er al gepiept wordt want sommige sinterklazen zeggen niets. Het lijkt of bij sommige mannen alle vastberadenheid om Sinterklaas te spelen als sneeuw voor de zon verdwijnt zo gauw ze zich in een jurk hijsen en al die opgewonden kindersmoeltjes zien. Ze kijken alleen nog maar wezenloos om zich heen. Met een beetje mazzel zeggen de pieten wel wat. Want dat kan ook zo maar gebeuren: dat ze daar maar zitten met z’n allen op dat podium en het hele feest in een zinkgat van niet waargemaakte verwachtingen wegglijdt. Dit jaar heb ik vanuit mijn werkplek in het kamertje geen idee hoe het gaat. Om die reden pik ik vreugdeloos alle schuimpjes uit het snoepgoed dat is achtergebleven. Kerst verloopt nog ziellozer. Ik hou erg van kerst op school. Tjonge wat heb ik al die jaren een onderwijstijd lopen verspillen in de aanloop naar dat feest. Tijd die besteed werd aan het optuigen van wanstaltige kerstbomen, het ophangen van vele lampjes, het vervaardigen van talloze kerststerren aan het plafond die vervolgens dagenlang venijnig in je gezicht prikten en het meebrullen met larmoyante Amerikaanse kerstliedjes van minimaal 30 jaar geleden. Knutseltafels tot ver in de hal, lijmpistolen in iedere hoek, volgeplakte ramen. En ja ..natuurlijk ook zo’n knetterend haardvuur op het Digibord. Dit jaar is er niets van dit alles. Vanwege de haast waarmee het feest door de dreigende schoolsluiting naar voren gehaald moet worden zie ik vanuit de verte alleen wat gehaaste collega’s met winkelwagentjes vol etenswaren voorbij snellen. Verder zit ik maar wat voor me uit te staren omdat mijn collega’s vanzelfsprekend in alle hectiek vergeten zijn hun leerlingen naar me toe te sturen. André Hazes zou hier nu heel gepast klinken. Dat was het. Klaar. Punt. Op naar de serieuze maanden  januari, februari en maart. Op naar weken vol saai afstandsonderwijs, weken die naadloos over zullen gaan in nog saaiere maanden vol toetsen en administratie. Allemaal zaken die op een school ook moeten gebeuren maar waar ik geen traan om zal laten als ik straks weg ben. 

dinsdag 5 januari 2021

Column. Pikeren.

De wereld wordt altijd lichter en vrolijker als ik haar hoofd voor het raampje in de deur zie verschijnen. Ha, daar ben ik weer juf, zegt ze terwijl ze enigszins hijgend van het snelle lopen op een stoel achter de glazen wand plaatsneemt, ik heb héél véél te vertellen en…ze bouwt even een verwachtingsvolle pauze in..ik heb ook nog een verrassing! Kunnen we tussendoor ook nog wat rekensommen doen en zo, vraag ik grijnzend. Ja hoor, antwoordt ze vrolijk. Maar eerst…en dan volgt er een spraakwaterval aan belevenissen en een hele reeks aankondigingen van vreugdevolle gebeurtenissen. Zelden trof ik zo’n opgewekte en gemotiveerde leerling als Sehla. Helaas is haar vermogen tot leren omgekeerd evenredig aan haar inzet. Om die reden besloten we vorig jaar om haar door te verwijzen naar het speciaal onderwijs. Het kostte niet veel moeite om haar geplaatst te krijgen. Vanaf het moment dat ze begreep wat er ging gebeuren daalde er een diepe somberte over haar neer. Weg van school? Weg van haar vriendinnen? Weg van de juf? Onbestaanbaar. Onbegrijpelijk. Regelmatig stond ze zomaar ineens voor mijn bureau. Juf, mama zegt dat ik teveel aan het pikeren ben. Pikeren? O wacht je bedoelt piekeren? Ja, ja dat bedoel ik. Ik pieker steeds maar. Moet ik echt weg? Echt? Er stond diepe wanhoop in haar ogen te lezen. Dus bleef ze op school. Met een eigen leerlijn. Vanwege haar motivatie en haar welbevinden. Nu ik tijdelijk in het kamertje bivakkeer en vanuit hier leerlingen begeleid zie ik haar bijna elke dag. Ze is weer haar vrolijke zelf en wil harder werken dan ooit. Soms gooit ze uit zichzelf het programma om: juf, vanmorgen hadden we het in de klas over de maanden van het jaar en toen ben ik de hele tijd bang geweest dat ik de beurt zou krijgen. Kunt u mij misschien helpen dan kan ik de juf verrassen? Een andere keer wijst ze op sommen die in de klas tot moeilijkheden geleid hebben. Wilt u het nog een keer uitleggen? Ik was het allemaal weer vergeten. Het lastigst heeft ze het met de woordenschat lessen. Namen van keukengereedschap. Namen van exotische dieren. Als je zo jong al tussen twee talen ingevallen bent dan beklijft het allemaal maar moeizaam. Bij iedere les zie ik op haar voorhoofd de door mij gevreesde rimpel even verschijnen. O jee. Nu moet ik de juf weer teleurstellen. Een dier met een buidel? O ja, O ja, ik weet het geloof ik…nee toch niet. Een woestijndier met één bult? Ehm…een dramedoris? Maar ach, denk ik, als ze weer vrolijk het kamertje uitstuift, als je een hele kamer op kan lichten door alleen maar binnen te komen, dan heb je het allerbelangrijkste allang begrepen.